De bijzondere verrichtingen zijn ingedeeld in 4 clusters.
Cluster 1
Lopend achteruit parkeren in een (parkeer)vak
De bestuurder parkeert al lopend de motor achteruit in een (parkeer)vak. Hij handelt zodanig dat hij met de motorfiets in even- wicht blijft en er geen gevaar, hinder of schade ontstaat. Ook let de examinator op het gebruik van de standaard.
Cluster 2
Langzame slalom
De bestuurder rijdt in een slalom (bochten links- en rechtsom) tussen alle pylonen door. De examinator let voornamelijk op het in balans houden van de motor in combinatie met een Juiste bediening.
Halve Draai
De bestuurder maakt binnen een denkbeeldige rijbaanbreedte in één vloeiende beweging een halve draai naar links of naar rechts. Deze keuze is aan de examinator.
Denkbeeldige acht
De bestuurder rijdt een complete acht binnen een rechthoek.
Stapvoets rijden
De bestuurder rijdt stapvoets in een rechte lijn. De examinator let voornamelijk op snelheid, balans en een juiste bediening.
Wegrijden uit parkeervak
De bestuurder rijdt vanuit stilstand een gecontroleerde bocht naar links dan wel rechts.
Cluster 3
Uitwijkoefening
De bestuurder ontwijkt een obstakel door naar links uit te wijken.Na het uitwijken moet de kandidaat weer terugkomen op de eigen Weghelft.
Snelle Slalom
De bestuurder rijdt met een hogere snelheid in een vloeiende lijn een combinatie van linker- en rechterbochten.
Vertragingsoefening
De bestuurder begint vanuit stilstand te accelereren naar een hogere snelheid gevolgd door een vertraging en een slalom.
Cluster 4
Noodstop
De bestuurder voert een maximale remming uit zonder de controle over de motorfiets te verliezen.
Precisiestop
De bestuurder voert een gelijkmatige remming uit met een vooraf bepaalde lengte.
Stopproef
De bestuurder voert een technisch juiste remming uit met een korte remweg, zonder dat er sprake is van een noodstop.